Home
Archief
Biografie
Handleiding
Wensen
Nieuws:091010 Arge JulioP
Uit EdwinKoopman
van
Nieuws:091010 Arge JulioP
Ga naar:
navigatie
,
zoeken
{{Nieuws |Heeft Toonnaam=Pact van de stilte maakt iedereen verdacht |Heeft Locatie=Den Haag |Heeft Datum Van Invoer=2009/10/10 |Heeft Afbeelding=0298633B.jpg |Heeft Bijschrift=Julio P. in jaren zeventig |Heeft Samenvatting=Eén bewezen dodenvlucht is voor Julio P. voldoende om nooit meer vrij te komen. De vraag is alleen hoe de rechter die hard krijgt. |Heeft Hoofdpagina=Nee }} De arrestatie van Transavia-piloot Julio P. kwam niet op een toevallig moment. Argentinië staat aan de vooravond van een megaproces tegen twaalf hoge ex-militairen die worden verdacht van zogenaamde “dodenvluchten”. Tijdens de vuile oorlog in Argentinië van 1976 tot 1983 werden politieke tegenstanders vanuit vliegtuigen levend in zee gegooid, gedrogeerd zodat ze geen weerstand zouden bieden, en naakt om identificatie te bemoeilijken. Spil bij deze dodenvluchten was de Hogere Technische School van de Marine ESMA, tijdens de dictatuur het belangrijkste detentie- en martel- en executiecentrum voor politieke gevangenen. Over de ESMA is vrij veel documentatie voorhanden. Er functioneerde een complex systeem van repressie met militairen gespecialiseerd in onderzoek, arrestatieteams voor het ontvoeren van politieke tegenstanders, voor ondervraging en marteling en voor executie. Over de dodenvluchten is veel minder bekend. De meest concrete informatie stamt uit 1995. Adolfo Scilingo, een ex-marineofficier, kreeg last van zijn geweten en klapte, bijna twintig jaar na dato, tegenover de Argentijnse journalist Horacio Verbitsky uit de school. Hij bekende mee te hebben gedaan aan twee vluchten met in totaal 30 slachtoffers. De getuigenis van Scilingo vormde de basis voor het boek ‘De Vlucht’ van Verbitsky. Later doken ook andere getuigen op maar De Vlucht geldt nog altijd als het meest uitgebreide document over de dodenvluchten. Julio P. was op zijn best een klein schakeltje in een groot macaber raderwerk waarnaar zelfs in Argentinië nauwelijks is onderzoek gedaan. Amnestiewetten blokkeerden tot 2005 vervolging van elke verdachte. Scilingo – die in Spanje werd berecht – noemde de namen van opdrachtgevers, militairen, medici en zelfs geestelijken die bij de vluchten betrokken waren, maar die zijn nooit opgepakt. Deze straffeloosheid geldt ook voor de piloten. In Argentinië lopen vele tientallen, misschien wel honderden ex-collega’s van P. vrij rond. Alleen de enkeling die te loslippig is over zijn verleden loopt tegen de lamp. Daarom was de Argentijnse rechter zo geïnteresseerd in de verklaringen van de collega’s van Transavia. Julio P. werd zo de eerste gearresteerde piloot in het ESMA-proces. Onderzoeker Pablo Yadarola zei tegen Trouw dat P. in Argentinië volstrekt onbekend was. Niemand had ooit een aanklacht tegen hem ingediend. “Dat ligt ook moeilijk,” erkende Yadarola. Getuigen zijn immers dood. Nog geen twee weken na de arrestatie van P. werd in Bahia Blanca een tweede piloot opgepakt. P. wordt beschuldigd van “illegale vrijheidsberoving”, “marteling” en “marteling de dood tot gevolg hebbend.” In het uitleveringsverzoek aan Spanje is sprake van “1000 slachtoffers”. De vraag is waarop de Argentijnse justitie dit baseert. Over het dossier is nog niet veel bekend, maar de kans dat rechter Sergio Torres, die de megazaak tegen de ESMA leidt, beschikt over lijsten van dodenvluchten is uiterst klein. Verzoeken om informatie hierover door journalisten bij de Argentijnse strijdkrachten zijn nooit beantwoord. De vraag is of er ooit lijsten hebben bestaan. Scilingo vertelde dat de bemanning van een dodenvlucht daags tevoren werd aangekondigd op een krijtbord, vaak ook nog met schuilnamen. Julio P. zelf ontkent schuld. Volgens getuigen zou hij eerder wél hebben bekend maar volgens P. is dat een misverstand. De vraag is of P. inderdaad pochte over zijn eigen deelname of dat hij simpelweg de dodenvluchten in hun algemeenheid verdedigde. Argentijnse journalisten die inzage kregen in het strafdossier citeerden uitspraken van Transaviacollega’s. Daartussen zit slechts één mea culpa, gepubliceerd door persbureau Telam, en die luidt: “Hij zei me precies wanneer aan boord van zijn vliegtuig levende personen overboord werden gezet met het doel ze te executeren.” Maar ook als dit citaat niet is vertekend door een haperend geheugen of door vertalingen over en weer, zal rechter Torres met meer op de proppen moeten komen dan een uitspraak van één Transavia-collega. Wat hij heeft weten we niet. Maar op basis van het aantal slachtoffers, het aantal dodenvluchten, het aantal piloten bij de marine en de aard van de toestellen waarmee ze vlogen en P.’s curriculum is bij benadering wel iets te zeggen over de kans dat hij aan de vluchten meedeed. Schattingen van het aantal slachtoffers van de dodenvluchten lopen uiteen van 1500 tot 4500, al lijkt dat laatste aan de hoge kant. Scilingo heeft het over 1500 tot 2000, altijd nog een aanzienlijk deel van de 10.000 tot 30.000 vermisten uit de Vuile Oorlog. Dat Julio P. voor 1000 daarvan verantwoordelijk zou zijn, klinkt nogal fors, aangezien deelname aan deze klussen rouleerde. “Er werden bij toerbeurt verschillende officieren aangewezen om de vluchten te verzorgen. Op een manier dat zoveel mogelijk leden van de Marine erbij betrokken zouden zijn,” vertelde Scilingo in “De ziel van de beulen”, een documentaire van de Spaanse rechter Baltasar Garzón. Het bestaan van een roulatiesysteem wordt bevestigd door documenten over de ESMA. Door iedereen medeplichtig te maken werd de kans kleiner dat iemand uit de school zou klappen. Zo werd een ‘pact van stilte’ gecreëerd, dat nog altijd standhoudt. Niemand zegt wie het deed en daardoor is iedereen verdacht. Het roulatiesysteem maakt de kans dat P. de helft van de vluchten moest uitvoeren zeer klein. Tegelijkertijd maakt het de kans dat hij bij minimaal één vlucht aanwezig was groter. P. hoeft daarvoor niet eens fysiek op de ESMA te zijn geweest. De echtgenote van P. zei in een uitzending van Pauw&Witteman dat haar man nooit schuldig kan zijn omdat ze niet in Buenos Aires woonden. Ze woonden in Punta Indio en Bahia Blanca, twee marinebases op respectievelijk 150 en 600 kilometer afstand van de ESMA. Die verklaring wordt gestaafd door informatie uit de burgerlijke stand in die plaatsen – de kinderen zijn er geboren – maar zegt weinig over P.’s mogelijke betrokkenheid. Scilingo maakt overtuigend duidelijk dat de ESMA niet te scheiden was van de rest van de marine. “Ze kwamen uit het hele land aan de beurt. Een enkeling kan de dans ontsprongen zijn, maar dat is dan een uitzondering,” zegt Scilingo in ‘De Vlucht’. “Het was niet een groepje, het was de hele marine. De ESMA had een permanente staf en een roulerende staf die elke drie maanden wisselde. Bovendien stuurden ze officieren uit het hele land, voor en dag of een weekeinde. (…) Ze werden speciaal gestuurd om de vluchten te maken.” Dodenvluchten maakten soms een tussenstop op marinebasis Punto Indias, dat op de route lag richting open zee – bij P. om de hoek dus. Tegen de Spaanse rechter Garzón zei Scilingo dat ook daar soms gevangenen werden opgehaald. Scilingo woonde zelf in Bahia Blanca – P.’s andere woonplaats – en had toch elke twee weken weekeinddienst op de ESMA. Afstand speelde dus geen enkele rol. Van het aantal dodenvluchten bestaan alleen schattingen. “Elke woensdag was er een vlucht,” zei Scilingo. Het aantal gevangenen per vlucht zou variëren tussen 15 en 20, en dat twee jaar lang in 1977 en 1978. Dat zou neerkomen op 100 vluchten. Dit is uiteraard een zeer ruwe berekening, op basis van de veronderstelling dat er één vlucht per week was en dat alle vluchten ‘vol’ zaten. Pedro Caraballo, een andere getuige die een platform moest bewaken vanwaar dergelijke vluchten vertrokken, zei dat er “elke vrijdag” vluchten waren. Scilingo zelf maakte een vlucht op zaterdag. Ook over het aantal marinepiloten zijn geen precieze cijfers bekend. Volgens de goed geïnformeerde Argentijnse krant Pagina 12 bevat het dossier van de zaak P. een lijst met 52 piloten die bij de marine werkzaam waren. Dat Julio P. daar op staat is geen verrassing. Het is bekend dat hij in 1974, twee jaar voor de militaire staatsgreep, met de beste cijfers van de klas slaagde als marinepiloot en als zodanig aan het werk ging. Dat hij in 1980 weer vertrok is niet van belang, want de meeste dodenvluchten werden uitgevoerd tussen 1976 en 1978. Wel opmerkelijk is het aantal van 52. Dat is erg weinig, zeker als op een vlucht twee piloten meegingen. Vaststaat dat piloten volledig bij de operaties betrokken waren. “De piloot, de copiloot, zij vlogen. Laten we spreken in uw termen. Ontvoerden, martelden en moordden zij niet?” vroeg Scilingo retorisch aan journalist Verbitsky. Elders zei hij: “Zodra de commandant van het vliegtuig het bevel gaf, als hij was geïnformeerd dat we op volle zee waren, werden ze één voor één in zee gegooid”. Informatie over de positie kwam van de piloot, die daarmee dus het moment van executie bepaalde. Piloten wisten heel goed wat ze aan boord hadden, zo blijkt uit een getuigenis van Eduardo Constanzo, die werkte op een basis in de stad Rosario. Hij zei dat hij destijds opdracht kreeg “de kogelwonden af te dekken met doeken omdat piloten van de Herculestoestellen hadden geklaagd.” En dan zijn er nog de vliegtuigen. De ESMA gebruikte voor zijn macabere praktijken tal van modellen. Scilingo gooide mensen vanuit een Skyvan en een Lockheed Electra. Andere getuigen noemen Fiat Albatros, Twin-Otter, Fokker F27, Hercules en verschillende modellen helikopters. Julio P. vloog volgens zijn advocaat Gerard Spong uitsluitend in jachtbommenwerpers, zoals de Skyhawk, die ongeschikt zijn voor personenvervoer. Die verklaring strookt met het curriculum van P. die na zijn pilotenopleiding een andere marineluchtvaartschool bezocht, gespecialiseerd in jachtvliegen. In 1977 werd hij toegevoegd aan het Derde Marineluchtvaart Squadron, waar uitsluitend met straaljagers werd gevlogen. Julio P. was dus jachtvlieger. Van cruciaal belang is te weten of P. ook andere toestellen kon besturen en of ook jachtvliegers werden uitgenodigd om dodenvluchten te maken. Mogelijk valt hierover iets op te maken uit de documenten die bij een huiszoeking in P.’s woning in beslag zijn genomen. Volgens Spong zijn daar twee logboeken bij, met administratie over aard en datum van P.’s vluchten. Spong zei ook dat hij die logboeken niet mocht inzien. Een woordvoerder van het Openbaar Ministerie wil niet ingaan op deze beweringen. Aan de andere kant kan het feit dat Spong er zoveel aandacht op vestigt betekenen dat er, als ze al bestaan, althans in de herinnering van P. geen belastende informatie in de boeken staat. Op basis van wat nu bekend is over de zaak kan P.’s schuld alleen maar worden aangegeven in termen van waarschijnlijkheid. Komende maand zal blijken of de Spaanse justitie dat voldoende vindt om hem uit te leveren. Is dat het geval, dan riskeert P. in Argentinië jarenlang voorarrest en een hoge straf – Scilingo kreeg voor twee vluchten 1064 jaar cel. Eén dodenvlucht is dus voor Julio P. voldoende om nooit meer vrij te komen. De vraag is hoe de rechter dit hard krijgt.
Sjabloon:Afbeelding
(
brontekst bekijken
)
Sjabloon:Nieuws
(
brontekst bekijken
)
Ga naar
Nieuws:091010 Arge JulioP
.
Weergaven
Persoonlijke instellingen
Aanmelden
De tijd in...
Amsterdam
Mexico City
Buenos Aires
Navigatie
Hoofdpagina
Gebruikersportaal
In het nieuws
Recente wijzigingen
Willekeurige pagina
Hulp
Zoeken
Hulpmiddelen
Verwijzingen naar deze pagina
Verwante wijzigingen
Speciale pagina's